Dyslexie betekent letterlijk: niet kunnen lezen.
De term komt uit het Grieks. Dys = niet goed
functioneren, beperkt, en Lexis = taal of woorden.
Kinderen en volwassenen met dyslexie hebben
méér dan alleen een leesprobleem. Ze kunnen letters niet goed aan klanken
koppelen. En andersom is het voor hen moeilijk om te bepalen bij welke klank
een letter hoort.
Het gevolg is dat het lastig is om letters of woorden om te zetten in gesproken taal. Of om letters en woorden die zij horen goed op te schrijven. Er is bij mensen met dyslexie niets mis met hun oren of hun ogen. Het gebied in de hersenen waar de koppeling tussen letters en klanken moet plaatsvinden.
Dyslexie is een neurologische stoornis met een
duidelijke genetische component (Giraud, 2013, Snowling, 2012). Concreet
betekent dit dat een kind met dyslexie geboren wordt en hier zijn verdere leven
in min of meerdere mate last van zal hebben. Uit onderzoek is gebleken dat
erfelijkheid een rol dan spelen in het ontstaan van dyslexie, Wanneer één van
de ouders dyslectisch is, dan is de kans 50% dat het kind er ook een aanleg
voor heeft. Bij twee dyslectische ouders is de kans zelfs 80%. Dit betekent dat
er in één familie vaak meerdere gevallen van dyslexie voorkomen. Broertjes en
zusjes hebben soms in meerdere or minder mate problemen met lezen en schrijven.
Ook ouder (en grootouders) herinneren zich vaak dat zij als kind moeite hadden
met spelling. De frequentie van dyslexie ligt rond de 5%. In een gemiddelde
klas van twintig tot dertig leerlingen zal dus altijd wel een kind met dyslexie
zitten (Shaywitz, 1996).
Dus kun je dyslexie niet zomaar “genezen” maar
wie op de juiste manier is behandeld én blijft oefenen, heeft er uiteindelijk
veel minder last van. Je kunt je kind helpen ermee om te gaan.
De definitie van de International Dyslexia
Association is:
Dyslexie is een specifieke stoornis in de fonologische verwerking van taal door de hersenen waarbij vaak ook de woordvinding en het verbaal geheugen belemmerd is. Het leidt tot meer of minder ernstige lees- en spellingproblemen en vaak ook tot meer of minder duidelijke problemen bij andere taken waarbij taal een rol speelt, zoals het onthouden van instructies, het leren van losse feiten en het verwerken van spraak in een lawaaiige omgeving.
Ook de volgende definitie uit een rapport van
de Commissie Dyslexie van de Gezondheidsraad (Nederland) wordt vaak gebruikt:
“Er is sprake van dyslexie wanneer de automatisering van woordidentificatie (lezen) en/of schriftbeeldvorming (spellen) zich niet, dan wel zeer onvolledig of zeer moeizaam ontwikkelt”.
In deze laatste definitie wordt de nadruk
gelegd op de automatisering van het lees- en schrijfproces: kinderen met
dyslexie hebben moeite om de teken-klankkoppeling (lezen) of omgekeerd (spellen)
onder de knie te krijgen. Die vraagt meer tijd dan bij een doorsneekind. De
snelheid waarmee een dyslectisch kind leert lezen en spellen, ligt een stuk
lager.
Video over dyslexie:
Andere problemen die vaak als manifestaties van dyslexie aangeduid worden, zijn: moeizaam onthouden van langere en complexe instructies, moeizaam uit het hoofd leren van feiten en namen (associatief geheugen), moeilijk luisteren/lezen in een lawaaiige omgeving en niet goed kunnen noteren tijdens het luisteren. Dat laatste is opnieuw voor studenten van groot belang. Het is aangewezen dat zij zich tijdens de les enkel toeleggen op het luisteren en begrijpen van de leerstof, en dat ze gebruik maken van goede notities van collega’s in plaats van zelf de inspanning te doen om alles te noteren.
Personen met dyslexie hebben ook een verhoogd risico op het ontwikkelen van secundaire gedrags- en emotionele problemen. Deze hangen vaak samen met een verlaagd sociaal-emotioneel welbevinden (of aspecten ervan) ten gevolge van herhaalde faalervaringen. Dit sociaal-emotioneel welbevinden is echter sterk onderhevig aan beïnvloeding door de omgeving (ouders, leerkrachten en/of leeftijdsgenoten). Een omgeving die erin slaagt om de basale psychologische behoeften (zoals de behoefte aan autonomie, aan competentiebeleving en aan sociale ondersteuning) bij personen met dyslexie te vervullen, draagt bij tot de verhoging van het sociaal-emotioneel welbevinden en is protectief ten aanzien van bijkomende gedrags- en emotionele problemen. Een positieve pedagogische benadering is dan ook ten zeerste aangewezen (Ghesquière).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten